De boer uit Zwitserland Lyrics

- - -(Intro) - -

Daar kwam ene boer van Zwitserland,
( kadei, kadolleke, kada, )
en die had ene ezel aan zijn hand
( labberdie, labberda, labberdonia )
en die had ene ezel aan zijn hand,
( Cecilia ! )
Waarop dat lei ene witte doek
( kadei, kadolleke, kada, )
Hij sprak, wat zal ik daarmee doen ?
( labberdie, labberda, labberdonia )
Hij sprak, wat zal ik daarmee doen ?
( Cecilia ! )

Snijderken, sprak hij: snijderken fijn,
( kadei, kadolleke, kada, )
wil jij mij maken een kedelijn,
( labberdie, labberda, labberdonia )
wil jij mij maken een kedelijn.
( Cecilia ! )

En toen die kedelijn was gemaakt,
( kadei, kadolleke, kada, )
toen ging hij voor zijn vrouwke staan,
( labberdie, labberda, labberdonia )
toen ging hij voor zijn vrouwke staan.
( Cecilia ! )
_ _

Vrouwke, sprak hij, vrouwke fijn,
( kadei, kadolleke, kada, )
zeg mij: hoe staat die kedelijn ?
( labberdie, labberda, labberdonia )
zeg mij: hoe staat die kedelijn ?
( Cecilia ! )
Die kedelijn staat jou niks goe:
( kadei, kadolleke, kada, )
gij hebt 'n lijf gelijk 'n koe !
( labberdie, labberda, labberdonia )
gij hebt 'n lijf gelijk 'n koe !
( Cecilia ! )

Heb ik 'n lijf gelijk 'n koe,
( kadei, kadolleke, kada, )
dan ga ik weer naar die verschikkelijke snijder toe,
( labberdie, labberda, labberdonia )
dan ga ik weer naar die eikel van 'n snijder toe.
( Cecilia ! )

Snijderken, sprak hij, smijderken fijn,
( kadei, kadolleke, kada, )
gij hebt me bedorven mijn verschrikkelijk prachtige kedelijn !
( labberdie, labberda, labberdonia )
gij hebt me bedorven m'n ... m'n kedelijn !
( Cecilia ! )

Heb ik er bedorven uw kedelijn ?
( kadei, kadolleke, kada, )
ik heb het gesneden in de maneschijn !
( labberdie, labberda, labberdonia )
ik heb het gesneden in de maneschijn !
( Cecilia ! )
Hebt gij het gesneden in de maneschijn,
( kadei, kadolleke, kada, )
ik zal het betalen in de zonneschijn !
( labberdie, labberda, labberdonia )
ik zal het betalen in de zonneschijn !
( Cecilia ! )

Die boer die pakt zijn stok al gauw,
( kadei, kadolleke, kada, )
en waar hij sloeg kwam niet zo nauw,
( labberdie, labberda, labberdonia )
en waar hij sloeg kwam niet zo nauw.
( Cecilia ! )

Maar ook de snijder hield zich kloek,
( kadei, kadolleke, kada, )
hij stak de boer de naald in de broek,
( labberdie, labberda, labberdonia )
hij stak de boer - de naald - in de broek.
( Cecilia ! )

Ze zetten de snijder op de geit,
( kadei, kadolleke, kada, )
en reden daarmee naar de eeuwigheid,
( labberdie, labberda, labberdonia )
en reden daarmee naar de eeuwigheid.
( Cecilia ! )
_ _