mijn heer, wie haat mij niet?
wie is niet tegen mij?
ze vallen aan.
ze praten over mij:
'hij krijgt geen hulp van god.
hij hoort er niet meer bij.'
maar u, heer, bent mijn schild.
u houdt mijn hoofd omhoog.
u redt mijn eer.
ik roep, ik roep de heer
en hij komt mij te hulp
vanuit zijn heiligdom.
ik lig in bed. ik slaap
en als ik wakker word,
is god dichtbij.
ik ben voor niemand bang.
al vallen ze mij aan
met honderdduizend man.
bevrijd mij, heer, grijp in
de vijand komt eraan
blijf nu dichtbij
doe wat u eerder deed
sla hun gezicht kapot
sla hen de tanden uit
u hielp uw volk steeds weer
dus help ons. blijf bij ons
geef ons uw zegen, heer
wie is niet tegen mij?
ze vallen aan.
ze praten over mij:
'hij krijgt geen hulp van god.
hij hoort er niet meer bij.'
maar u, heer, bent mijn schild.
u houdt mijn hoofd omhoog.
u redt mijn eer.
ik roep, ik roep de heer
en hij komt mij te hulp
vanuit zijn heiligdom.
ik lig in bed. ik slaap
en als ik wakker word,
is god dichtbij.
ik ben voor niemand bang.
al vallen ze mij aan
met honderdduizend man.
bevrijd mij, heer, grijp in
de vijand komt eraan
blijf nu dichtbij
doe wat u eerder deed
sla hun gezicht kapot
sla hen de tanden uit
u hielp uw volk steeds weer
dus help ons. blijf bij ons
geef ons uw zegen, heer