Mos en morgendauw lichten op in de eerste rose zonnestralen
Bloemen openen de kelken, vaag en versluierd in nevel
Het is ochtend en de nacht is voorbij
De heksen zijn verdwenen en zo ook de kollen en kobolten, de gedrochten
Weggevlogen op de eerste stralen van de nieuwe dag
Was het een droom
De nachtvlinder roept in hoge klaagzang de prooien bijeen uit het bos
Een warm bos waar het donker begint te worden
Bladeren trekken de sporen van de nachtvlinder die zich zingend een weg
baant
Langs geschorste stammen, langs de bemoste grond, in de schaduwen van een
warm
bos waar het nacht is
Terwijl de honden slaperig wachten en waken tot het weer dag wordt leest
Kardansus de Kobolt werken van oude alchemisten, in licht ijdel en vage
spreuken
In uitheemse taal van verzonken landen spreken zij zich uit tot het
mystieke
Volk dat ver achter melkwegen en zonnestelsels van diep onder de
aarde, uit spelonken en holle grotten, uit gebouwen die angstvallig
gemeden worden door mannen en vrouwen van debiele dorpen in het
achterland
Het volkje dat overal vandaan in drommen aan komt zetten
Ze komen de heuvel op
Vallen neer als kometen, gezeten op de rug van de raaf
Heksen en kollen, kobolten en poliepen
In aanbidding voor het middernacht
Ze bezetten de heuvel in vervoering in het zwart van de nieuwe maan
Het geluid van hun komst doet stilte ontstaan
Stilte, de verschrikking gelijk
De metingen zijn verricht
Een vrouwzachte stem streelt de handelingen van Mefistofelis, de magier
van het
losse zand
In de schaduwen van een nieuwe maan, op de grens van de randgeaarde wereld
Strekt het gebied van de magister zich uit onder een dekmantel van zeer
gewone
dingen
Onlangs stond in een strook van bergen de man op een vrouw gelijk
Hij bezat de formules waarmee een vrouw tot man werd
De kleuren van z'n stem
De bruine ogen in z'n gelaat
De lange strengen van z'n haar
Het hanteerde met simpele gebaren het gebergte tot grondstoffen voor de
Homunculus
Kind buiten de moeder, kind uit de moeder
Zoals hij
Torralba & Gauricus
De spreuken van z'n heer, Meester magier Paracelsus, astroloog en
alchimist
Keerden nu weer in de gedaante van de Homunculus
Het kind buiten de moeder, kind uit de moeder
Zoals hij
Torralba & Gauricus
In de diepte van vele spelonken droegen vrouwen ertoe bij dat formules
elementen
smolten
Zoals het zand tot spiegels werd, uit het niets gelijk
De Homunculus
Het kind buiten de moeder, kind uit de moeder
Zoals hij
Torralba & Gauricus
Maar Swedenborgh reeds vloog Stockholm voorbij om achter zich de vlammen
te zien
van een katastrofe in z'n gedachten
Zoals ook de homunculus werd het kind buiten de moeder, kind uit de moeder
Zoals hij
Torralba & Gauricus
En daar zitten ze
Duivel en Tlazolteolf, koningin van de sabbath
Gekroond als koningen, koninginnen die op aarde sterven in geld en
marmelade
Prinsen en prinsessen wier pruiken schroeien in de vlammen van het
brandend
kruis
Daar zit hij, de Duivel wiens kont is gelikt en die zich nu te goed doet
aan het
vlees van verkoolde kinderen
En voor zijn troon dansen en zingen heksen te zijner ere
Kinderen van Arion
Kinderen van Nerion
Kinderen van Ur, Baldar en Sater
Kinderen van de maan
Dochters van Varaan
Zonen van Waldaan
Noem de naam
Van Ra en Baldur
Kinderen van Ur, Myrthe en Syra
Vrouwen van de god
Achter de stromen
Achter de bomen
Waar de trollen wonen
Noem de naam
Goden en saters, langs koele waters, preken wat waar is
In de naam van Ra, dochter en zoon, heer van de troon is Loon de ikoon
Noem de naam
Van Jimjohn de dwerg, nicht van de berg
Van de god Alister, waar woont de zwaan
Kinderen van de maan
Dochters van Varaan, Ioda en god Waldaan
Noem de naam
De naam Arfistel
De naam Mefistel
Vouw het epistel, brandt het en tel tot vier
Satan is hier
En dan wijken allen voor hen die van verre kwamen en nieuw zijn
De nieuwgekomenen
'Alegros, que gente nueva tenemos, alegremos'
En dan wijken allen voor hen
Welkom in de naam van Satan en zijn volgelingen
In stilte stijgen zij af, als ze kwamen op bokken die langs maan en
nevelvlek
hun weg vonden naar hier
Dan lopen ze langzaam in een rij naar het gevallen kruis en vertrappen het
in
afschuw en woede
In hun weelderige gewaden naderen ze nu de troon van de kwade monarch die
opstaat en zijn hand heft
Men knielt en wacht
De vrouwen met lange rokken van welstand en adel, besmeurd met modder en
mos
Heren die in het achterland paraderen als God en Gabriel en nu wachten op
het
doopsel van de duivel
In hun gevouwen handen bieden zij ziel en zaligheid
Ze worden tot dienaar
En dan is het moment gekomen dat ze hun nette kleren afdoen, alles voor
Satan
Schamel en naakt maar in uiterste vervoering zijn ze tot alles in staat
Ze kussen eerbiedig zijn billen
Dan breekt de hel los
Ze worden gillend omringd door toekijkende trollen, kollen en kobolten
De heksen krijsen en dansen
Wij dansen, schreeuwen, splijten de aarde
Onophoudelijk tot schuimens toe, geverfd in felle kleuren, zwepen wij
elkaar op
en werpen rook en vuur
We scheuren de nevels aan flarden en stijgen
Wij stijgen
WY STYGEN in cirkels en spiralen door lovertakken spinrag
Terwijl raven en nachtvlinders ons omringen en leiden tot boven boomtoppen
en
torenspitsen
In een roes van spattend hellevuur verlaten we de heuvel
Naar boven, naar Zenith en Zodiac
Naar hel en Duivel
Wij
Torralba & Gauricus
Tlazolteolf
Paramon Liba & Avernos
Palo Hasch Gondolin
De enkele ongenode gast, per vergissing aanwezig en nu achtergebleven, zet
zich
Na de schouw tot het voorbereiden van sagen en legenden
Het afschrikwekkend voorbeeld voor een volk in het achterland
De wind verstuift het zand en bedekt de sporen van Satan's voze
volgelingen die
wachten op de avond
Bloemen openen de kelken, vaag en versluierd in nevel
Het is ochtend en de nacht is voorbij
De heksen zijn verdwenen en zo ook de kollen en kobolten, de gedrochten
Weggevlogen op de eerste stralen van de nieuwe dag
Was het een droom
De nachtvlinder roept in hoge klaagzang de prooien bijeen uit het bos
Een warm bos waar het donker begint te worden
Bladeren trekken de sporen van de nachtvlinder die zich zingend een weg
baant
Langs geschorste stammen, langs de bemoste grond, in de schaduwen van een
warm
bos waar het nacht is
Terwijl de honden slaperig wachten en waken tot het weer dag wordt leest
Kardansus de Kobolt werken van oude alchemisten, in licht ijdel en vage
spreuken
In uitheemse taal van verzonken landen spreken zij zich uit tot het
mystieke
Volk dat ver achter melkwegen en zonnestelsels van diep onder de
aarde, uit spelonken en holle grotten, uit gebouwen die angstvallig
gemeden worden door mannen en vrouwen van debiele dorpen in het
achterland
Het volkje dat overal vandaan in drommen aan komt zetten
Ze komen de heuvel op
Vallen neer als kometen, gezeten op de rug van de raaf
Heksen en kollen, kobolten en poliepen
In aanbidding voor het middernacht
Ze bezetten de heuvel in vervoering in het zwart van de nieuwe maan
Het geluid van hun komst doet stilte ontstaan
Stilte, de verschrikking gelijk
De metingen zijn verricht
Een vrouwzachte stem streelt de handelingen van Mefistofelis, de magier
van het
losse zand
In de schaduwen van een nieuwe maan, op de grens van de randgeaarde wereld
Strekt het gebied van de magister zich uit onder een dekmantel van zeer
gewone
dingen
Onlangs stond in een strook van bergen de man op een vrouw gelijk
Hij bezat de formules waarmee een vrouw tot man werd
De kleuren van z'n stem
De bruine ogen in z'n gelaat
De lange strengen van z'n haar
Het hanteerde met simpele gebaren het gebergte tot grondstoffen voor de
Homunculus
Kind buiten de moeder, kind uit de moeder
Zoals hij
Torralba & Gauricus
De spreuken van z'n heer, Meester magier Paracelsus, astroloog en
alchimist
Keerden nu weer in de gedaante van de Homunculus
Het kind buiten de moeder, kind uit de moeder
Zoals hij
Torralba & Gauricus
In de diepte van vele spelonken droegen vrouwen ertoe bij dat formules
elementen
smolten
Zoals het zand tot spiegels werd, uit het niets gelijk
De Homunculus
Het kind buiten de moeder, kind uit de moeder
Zoals hij
Torralba & Gauricus
Maar Swedenborgh reeds vloog Stockholm voorbij om achter zich de vlammen
te zien
van een katastrofe in z'n gedachten
Zoals ook de homunculus werd het kind buiten de moeder, kind uit de moeder
Zoals hij
Torralba & Gauricus
En daar zitten ze
Duivel en Tlazolteolf, koningin van de sabbath
Gekroond als koningen, koninginnen die op aarde sterven in geld en
marmelade
Prinsen en prinsessen wier pruiken schroeien in de vlammen van het
brandend
kruis
Daar zit hij, de Duivel wiens kont is gelikt en die zich nu te goed doet
aan het
vlees van verkoolde kinderen
En voor zijn troon dansen en zingen heksen te zijner ere
Kinderen van Arion
Kinderen van Nerion
Kinderen van Ur, Baldar en Sater
Kinderen van de maan
Dochters van Varaan
Zonen van Waldaan
Noem de naam
Van Ra en Baldur
Kinderen van Ur, Myrthe en Syra
Vrouwen van de god
Achter de stromen
Achter de bomen
Waar de trollen wonen
Noem de naam
Goden en saters, langs koele waters, preken wat waar is
In de naam van Ra, dochter en zoon, heer van de troon is Loon de ikoon
Noem de naam
Van Jimjohn de dwerg, nicht van de berg
Van de god Alister, waar woont de zwaan
Kinderen van de maan
Dochters van Varaan, Ioda en god Waldaan
Noem de naam
De naam Arfistel
De naam Mefistel
Vouw het epistel, brandt het en tel tot vier
Satan is hier
En dan wijken allen voor hen die van verre kwamen en nieuw zijn
De nieuwgekomenen
'Alegros, que gente nueva tenemos, alegremos'
En dan wijken allen voor hen
Welkom in de naam van Satan en zijn volgelingen
In stilte stijgen zij af, als ze kwamen op bokken die langs maan en
nevelvlek
hun weg vonden naar hier
Dan lopen ze langzaam in een rij naar het gevallen kruis en vertrappen het
in
afschuw en woede
In hun weelderige gewaden naderen ze nu de troon van de kwade monarch die
opstaat en zijn hand heft
Men knielt en wacht
De vrouwen met lange rokken van welstand en adel, besmeurd met modder en
mos
Heren die in het achterland paraderen als God en Gabriel en nu wachten op
het
doopsel van de duivel
In hun gevouwen handen bieden zij ziel en zaligheid
Ze worden tot dienaar
En dan is het moment gekomen dat ze hun nette kleren afdoen, alles voor
Satan
Schamel en naakt maar in uiterste vervoering zijn ze tot alles in staat
Ze kussen eerbiedig zijn billen
Dan breekt de hel los
Ze worden gillend omringd door toekijkende trollen, kollen en kobolten
De heksen krijsen en dansen
Wij dansen, schreeuwen, splijten de aarde
Onophoudelijk tot schuimens toe, geverfd in felle kleuren, zwepen wij
elkaar op
en werpen rook en vuur
We scheuren de nevels aan flarden en stijgen
Wij stijgen
WY STYGEN in cirkels en spiralen door lovertakken spinrag
Terwijl raven en nachtvlinders ons omringen en leiden tot boven boomtoppen
en
torenspitsen
In een roes van spattend hellevuur verlaten we de heuvel
Naar boven, naar Zenith en Zodiac
Naar hel en Duivel
Wij
Torralba & Gauricus
Tlazolteolf
Paramon Liba & Avernos
Palo Hasch Gondolin
De enkele ongenode gast, per vergissing aanwezig en nu achtergebleven, zet
zich
Na de schouw tot het voorbereiden van sagen en legenden
Het afschrikwekkend voorbeeld voor een volk in het achterland
De wind verstuift het zand en bedekt de sporen van Satan's voze
volgelingen die
wachten op de avond